Geschiedenis: Scouting vWvO 50 jaar

De zeeverkennersgroep van Wassenaer van Obdam door de jaren heen

door Rob Slegtenhorst
ter gelegenheid van het jubileum in 2000

Nu de zeeverkennersgroep Van Wassenaer van Obdam 50 jaar bestaat, is het leuk weer eens terug te kijken op al die jaren. Terug te kijken naar de voorlopers, onder andere een landverkennersgroep uit Wassenaar, naar de oprichting in, uiteraard, 1950, naar de jaren als zeeverkennersgroep met tentenkampen, naar de aanschaf van de Eendracht (nog een jubileum, de Eendracht is 110 jaar oud!!), naar de vele schippers, naar het grootse lustrum en de oprichting van een meisjestroep in 1975, en naar de afgelopen jaren, waarin de groep blijft voortgaan met actie en avontuur, zeilen en gezelligheid, werken en plezier maken.

In 1948 werd in Wassenaar opgericht de landverkennersgroep “De Monties”, genoemd naar de toen zeer bekende veldmaarschalk Bernard Montgomery. Hopman van deze groep was de heer Van Wesseloo. In 1949 werd opgericht de duinverkennersgroep “Marlijn” met als leider de heer Molijn. Al kort na de oprichting vormde deze groep zich om tot zeeverkennersgroep, met onder andere als stuurman de heer Graus, die later schipper is geworden en die nu in Nieuw Zeeland woont. Deze groep had ook al een welpenafdeling, geleid door Akela Stofkoper.

Beide groepen hadden uiteraard hun eigen onderkomen: de Monties zaten in een garage aan de Schouwweg, de duinverkenners in de Koepel in het park Rust en Vreugd. De vele verkenners die als scholier door dit gebouwtje hebben gezworven toen het vervallen was geraakt hebben waarschijnlijk nooit geweten dat zij in het troephuis van hun voorgangers liepen.

De Monties hadden ook een loodsenstam, een groep van oudere jongens. In die tijd waren nog alleen jongens lid van de beide groepen. Uit deze loodsenstam, begeleid door de heer Afman, is de zeeverkennersgroep Van Wassenaer van Obdam ontstaan, waarin zowel de Monties als Marlijn opgingen. Dit heuglijk feit vond plaats eind april 1950, de datum die geldt als de oprichtingsdatum van de groep. Wie er schipper werd is na al die jaren niet helemaal duidelijk; was het de heer Graus of was er eerst schipper Schouwenaars of misschien schipper Corbee. Hoe dan ook, alledrie zijn ze schipper geweest in de eerste jaren van Van Wassenaer van Obdam. De groep had een nieuw onderkomen, en niet het slechtste: de Schaapskooi in Duinrell.

Het eerste lustrum werd gevierd op 28 en 29 april 1955, in de Schaapskooi. Opgevoerd werd een toneelstuk over wat misschien wel de eerste zeeverkenners waren, al bestonden ze slechts in een boek, De Scheepsjongens van de Bontekoe.

Ook aan het verblijf in de Schaapskooi kwam een eind, en een nieuw onderkomen werd gevonden op het huidige campingterrein van Duinrell. Klaarblijkelijk beviel dit niet zo, want weer enkele jaren later volgde een verhuizing naar het huidige terrein in het park “De Paauw”. Diverse schippers volgden elkaar op in deze tijd, en ook de welpen zagen van tijd tot tijd een nieuwe Akela als leidster van de horde.

In 1961 hoorde een stuurman van de “Rijswijkse Meeuwen en Watergeuzen” van zijn schipper dat Van Wassenaer van Obdam een nieuwe schipper zocht. Op zijn brommertje reed deze schipper van Rijswijk naar Wassenaar om eens te praten met de groepsvoorzitter, toen de heer Kalff. Het resultaat kent iedereen: de bekendste schipper die Van Wassenaer van Obdam heeft gehad, schipper Hoogduin. Enkele jaren later kwam een minstens zo bekend geworden persoonlijkheid de welpenhorde versterken: Akela Franken. Al meer dan 25 jaar is zij Akela geweest en dat is toch wel zeer uitzonderlijk in het vrijwilligerswerk.

Een volgende mijlpaal in de geschiedenis van de groep is de aankoop van de Eendracht. Gefinancierd door onder andere bijdragen van ouders en met geld verdiend aan loten- en oliebollenverkoop werd in 1964 de Avontuur gekocht, een motortjalk van 25 meter, die als wachtschip van de zeeverkenners zou gaan dienen. Tot die tijd vonden alle kampen plaats als tentenkampen: met de zeilboten naar Friesland (het zomerkamp) en daar tien dagen lang kamperen in de buurt van Ter Horne. Met het nieuwe schip echter, dat direct omgedoopt werd tot “Eendracht”, werd het mogelijk echte zwerftochten te houden door Zuid-Holland en, vooral, door Friesland.

Voordat het schip gebruikt kon worden als verblijfplaats voor zo’n 30 tot 40 man die erin wilden kunnen eten, slapen, zeeverkenner zijn en plezier maken, moest er geweldig veel werk verzet worden. Het schip was geweldig smerig. Het schip was jaren gebruikt voor zandtransporten, en de resten bagger. vermengd met vet en olie, zaten dik aangekoekt tussen de spanten. Maar na een winter van hard werken was er een bruikbaar schip. In het ruim waren kooien gehangen en tafels geplaatst, was een kombuis geïnstalleerd, en kon dus goed geleefd worden. Er ging ook wel het een en ander fout tijdens de verbouwing. Laswerkzaamheden in de machinekamer deden vonken ontstaan waardoor de stuurhut afbrandde. Sindsdien heeft de Eendracht zijn grote, markante stuurhut. Misschien lelijk, maar wel zeer praktisch.

Na zeven jaar nam schipper Hoogduin afscheid als schipper. Hij werd opgevolgd door schipper Hop in 1968, door schipper Braam in 1970, en door schipper Heederik in 1972. Schipper Hoogduin had ook een zoon. En toen deze oud genoeg was om verkenner te worden wilde hij per se bij de groep van zijn vader, ook al woonden ze in Rijswijk. Oud-schipper Hoogduin kwam ook eens kijken, schipper Heederik wilde stoppen, en zie, in 1973 was de oud-schipper opnieuw schipper van de groep. Enkele zeeverkennertjes die hij nog van vroeger kende waren inmiddels stuurman geworden, de meeste anderen kende hij niet. maar de groep was hetzelfde als vroeger.

Het jaar 1975 kende twee mijlpalen. De groep bestond 25 jaar en dat werd op grootse wijze gevierd op 19 april in wat toen het Jeroenhuis heette met medewerking van alle welpen en alle zeeverkenners. De verkenners hadden een prima cabaretvoorstelling, de welpen veel toneelstukjes. Een scoutingband trad op, er was uiteraard een diavoorstelling en alles bij elkaar was het een zeer geslaagde dag.
Een tweede mijlpaal was de start van een aparte meisjestroep. Bij de welpen waren al jarenlang meisjesleden, en een aantal van hen wilde graag zeeverkenner worden. Tijdens het zomerkamp van de zeeverkenners gingen vier meisjes mee, onder leiding van een ervaren bootsman. Nadat dit experiment geslaagd was werd de meisjestroep definitief opgericht als zelfstandig onderdeel. Met eigen kampen, eigen bakken, en een eigen schipperse, Marleen van Norden.

In 1976 werd voor het eerst in vele jaren deelgenomen aan het Nawaka, het Nationaal Waterkamp, waar zo’n 2500 zeeverkenners uit heel Nederland naartoe kwamen. De hele groep was daar, jongens en meisjes, de meisjes nog in tenten op het land. De samenwerking beviel prima, dus sindsdien zijn de twee delen geïntegreerd, en tegenwoordig weet men niet beter dan dat er gemengde bakken zijn, en eigenlijk geen jongens en meisjes, maar alleen zeeverkenners.

Uiteraard waren enkele aanpassingen aan de inrichting van de Eendracht noodzakelijk. Een extra WC, een scheiding tussen het jongens- en het meisjesgedeelte, en vele andere zaken die al jaren op de verlanglijst stonden. Dit kostte veel geld, en dat was er niet. Rond deze tijd was de groep begonnen met het organiseren van instructie weekenden voor zeeverkenners, waarin zeilles werd gegeven aan zeeverkenners van naburige, en de eigen, groepen. Want zeeverkenners kunnen prima varen, maar wat minder goed zeilen. En zo werd Zeilschool Eendracht geboren, want als je zeeverkenners kunt leren zeilen, kun je dat ook aan andere kinderen leren. De opbrengsten van deze zeilschool werden, en worden nog steeds, gebruikt als bijdrage in de onderhoudskosten. Zo kon een nieuwe motor gekocht worden in plaats van degene die er in 1964 al in zat, nieuwe tafels, een nieuw aggregaat, en al die andere zaken die nodig zijn om een schip als de Eendracht in de vaart te houden en er goed uit te laten zien.

Een van de problemen in het vrijwilligerswerk is het vinden van goede leiders. De zeeverkennersgroep Van Wassenaer van Obdam vormt daarop een gunstige uitzondering. Telkens weer blijken kleine welpen groot te worden en zin te hebben welpenleiding te worden. Steeds weer worden verkennertjes verkenners en verkennersleiding. Sinds het vertrek van schipper Hoogduin in 1978 zijn alle schippers van de groep mensen die als elfjarige jongen begonnen zijn als laatste mannetje. De eerste jaren van Aart van den Wall Bake, opvolger van schipper Hoogduin, vielen onder leiding van diezelfde schipper Hoogduin in diens eerste periode. Van den Wall Bake werd opgevolgd door Rob Slegtenhorst en hij weer door Geert Slegtenhorst, inderdaad, broers. Beiden zijn begonnen als kleine zeeverkenner, klommen op in de rangen en kozen uiteindelijk ervoor zelf de groep te leiden waar ze groot geworden waren.

En datzelfde geldt voor de schippers van de afgelopen jaren; Erik Mentink en Peter Paul Barth. Peter Paul Barth is samen met Erik Mentink 5 jaar schipper geweest. Toen is schipper Barth ermee gestopt. Schipper Mentink ging in zijn eentje door en is nu nog steeds schipper, alweer langer dan 15 jaar. Ook schipper Mentink heeft een lange carrière als zeeverkenner achter de rug. Begonnen als welpje onder Akela Franken en zeeverkenner geworden in de tijd van schipper Hoogduin, is hij nu de stuwende kracht van de groep.

Dit verhaal is grotendeels overgenomen van het verhaal dat Rob Slegtenhorst heeft geschreven ter ere van het 40-jarig jubileum van de groep. Voor dit verhaal heeft hij gebruik gemaakt van informatie van Akela Franken, die op haar beurt gesproken heeft met de heren Molijn en Van Katwijk en die in haar meer dan 25 jaar als Akela zelf ook het een en ander heeft opgehaald. Daarnaast zijn zijn eigen herinneringen en de vele verhalen van Cees Hoogduin en Aart van den Wall Bake in dit verhaal verwerkt.